De
Lewistheorie is een van de oudste theorieën over
chemische binding. Al in 1902 had
Gilbert Lewis, samen met veel Europese chemici, opgemerkt dat de stabiliteit van edelgassen zou kunnen samenhangen met het bezit van 8 elektronen in de buitenste sfeer van
Thomsons (krentenbol)atoommodel. In 1916 publiceerde hij een lang artikel. In dit artikel nam hij enige postulaten op waarin onder andere is beschreven dat een neutraal atoom bestaat uit een atoomromp en een aantal elektronen in een buitenste schil. De atoomromp blijft ongewijzigd bij chemische veranderingen; het aantal elektronen in die buitenste schil is gelijk aan de positieve lading van de atoomromp en ligt tussen 0 en 8. De elektronen in de buitenste schil zijn later
valentie-elektronen genoemd. Een atoom of ion heeft de
edelgasconfiguratie als het 8 valentie-elektronen heeft. In datzelfde artikel definieerde Lewis de essentie van de
covalente binding, de binding die verantwoordelijk is voor de vorming van moleculen door atomen:
- een covalente binding is een tweetal elektronen dat gemeenschappelijk bezit is van twee atomen.